Veel afstanden werden vroeger te voet afgelegd. Voor de kortste route liep men vaak over akkers en door weilanden. De doorgangen door middel van een draaihek (stegel) hielden het vee binnen het weiland. Vroeger werd er een houten paal in de grond geslagen met bovenop twee latten die konden draaien. Later werden ze van ijzer gemaakt.